12 oktober 2018 - Bandjarmasin (Kalimantan / Borneo)

Waarin drie vragen gesteld worden die gezamenlijke koloniale geschiedschrijving belichamen. Waarin ik de Arabische inscripties op een kogelvrij vest van een guerrillastrijder zie. Waarin ik een dajak-massage van mijn linkerhand ontvang om van de problemen met mijn darmen af te komen. Waarin ik aan André denk.

Kalimantan/Borneo. Het vliegtuig daalt, heftige turbulentie, we vliegen dwars door het onweer heen, bij aankomst heeft het zwaar geregend, de eerste keer sinds ik hier ben. Het eiland geurt naar water. Borneo is sinds het midden van de 18de eeuw object van talloze expedities, behalve de Nederlanders hebben ook de Duitsers zich vergaapt aan de natuur en aan de lokale bevolking.

Universitas Lambung Mangkurat Kalimantan. Een volle zaal, zo’n 200 studenten. Goede sfeer, ook het volkslied klinkt hier krachtig. Ook hier weer de toelichting dat dit lied gezongen wordt om uitdrukking te geven aan de gedachte dat we Indonesië zijn, en niet in Saoedi-Arabie of China.

Na mijn lezing volgen er drie belangrijke vragen uit de zaal.

  1. Waarom vielen de Nederlanders Indonesië binnen, terwijl het al onafhankelijk was?
  2. Hoe schrijven wij post-koloniale geschiedenis, zonder wederzijdse vooroordelen?
  3. Hoe gaan we om met de emoties en commentaar op dit soort nieuwe, gezamenlijke geschiedenissen?

Deze drie vragen zijn de kern, voor mij: de geschiedenis, de geschiedschrijving en de discussie en emoties over die twee. Met name de laatste vragenstelster, Dewi, een energieke meid die het Engels goed beheerst, onderscheidt alle aspecten heel scherp. Het wordt een echte discussie tussen haar, een andere student en een docent.

Does history only belong to the winner, or has the looser the right to write history as well? Of course! History is about human beings, not about social status. Winners and losers both should write their story. History is not about losers or winners. History is not about His Story! History is on discussing what humans do to make their dreams come true.

Twee uur later hebben de docenten me op een lunch genodigd in een visrestaurant. Ze schetsen hoe, na een korte opleving begin jaren 90, de zogenaamde Reformasi, de geschiedschrijving een korte periode liberale trekken kreeg. Studenten kregen opdrachten om hun eigen mening in een stuk in de regionale krant te schrijven. Dat gebeurde ook, maar in 1994 verbrokkelde deze initiatieven, en werd de geschiedenis van overheidswege meer gericht op feiten, data en namen. Ook belangrijk, zeggen de docenten, maar er was geen balans meer. Het ging uitsluitend nog om reproductie van feiten. In our country many many students have a lot of talents, but in this climate these talents are not addressed.

Na de lunch laten de docenten me het museumpje van Bandjermasin zien. Hier staat origineel wapentuig en geschriften van de ALRI, de embryonale zeemacht van de republiek in 1946. Een hemdje met Arabische opschriften intrigeert me. Door de opschriften, aangebracht door een islamitisch geestelijke, werd de strijder die zo’n kledingstuk droeg onkwetsbaar geacht. Dit verschijnsel heet Jimat. Mijn vader heeft tegen deze jongens gevochten, en ze waarschijnlijk ook doodgeschoten, nadat ze vanuit Kalimantan op Sulawesi waren geland.

Ik had zo’n vest goed kunnen gebruiken, mijn darmen blijken niet onkwetsbaar en rond negen uur ‘s avonds pakt een van de docenten mijn linkerhand. Je ziet er ziek uit, zegt hij. Ik zeg dat ik geen koorts heb. Hij is langdurig bij de Dajak-stammen in de binnenlanden van Borneo verbleven en heeft hier technieken geleerd om ziekte op te sporen. Hij masseert mijn hand genadeloos. Je metabolisme ligt helemaal overhoop, en als je niks doet wordt het erger en krijg je wel koorts. Hij adviseert naar het ziekenhuis te gaan, waardoor ik waarschijnlijk de enige Nederlander ben die in het bezit is van een patiëntenpas van het ziekenhuis van Bandjarmasin. De problemen zullen, ook met een tas aan medicijnen, niet opgelost zijn als ik zaterdagmiddag vanaf Bandjarmasin naar Jakarta vlieg.

Zaterdag neem ik ook afscheid van mijn trouwe vriend zonder wie dit avontuur niet mogelijk geweest zou zijn: André Haryono. Hij heeft zijn redacteurschap verre overschreden en mij - en zijn land- de kans gegeven elkaar te leren kennen. Hij heeft als een dolle vertaald. Hij was touroperator. Hij was regelneef en boekensjouwer. Hij overbrugde twee culturen. Hij zorgde voor een rimpelloze reeks discussies.

Helemaal risicoloos was het niet. Op 10 oktober verboden de militairen een discussie over het verleden op de universiteit van Malang. Er waren docenten bij die de discussies in Yogjakarte hebben bijgwoond. In Malang is de militaire invloed op het openbare leven tamelijk groot.

Als ik zondagavond laat vanaf Jakarta opstijg, zal ik denken aan de drie weken die hij voor mij uitstippelde, en die behoren tot de meest indrukwekkende ervaring uit mijn leven.

In drie weken sprak ik 1200 studenten in 11 steden op 3 eilanden. Ik had kleinere discussies met tientallen docenten. Slachtoffers ontvingen mij in hun dessa-woning. Ik sprak de zonen van de strijders. Ik sprak de staatssecretaris van Cultuur en Onderwijs. Ik sprak Anhar Gonggong. Ik reisde 9200 kilometer binnen Indonesië.

Ik ben een aantal mensen zeer dankbaar voor hun inhoudelijk adviezen en enorme betrokkenheid. Voor hun suggesties, hun meedenken en hun hulp. Ik ben subsidiefonds Dutch Culture, Shared Heritage Fund, dankbaar dat zij dit zichtbaar maken van het Gedeeld Cultureel Erfgoed financieel ondersteunen. Ik ben het Letterenfonds ook dankbaar voor de subsidie voor de vertaling.

Het wordt tijd de balans op te maken. Wat is mijn beeld? (ik probeer aanstaand weekend van 20 oktober een soort van synthese te schrijven).

André Haryono

Meer Blogs